Kerkgebouwen:     

 

 

 
De eerste kerk De tweede kerk De noodkerk De hedendaagse kerk Leien dakbedekking
Naaldspits Mobilair De vensters   De meidagen van 1940  Bron
 

De eerste kerk

De allereerste kerk (kapel), situeerde zich in het begin van de 11de eeuw.  Zij was een gift van een rijke edelman Fulpoldus uit Ieper,  waarvan zoon Teobald, kastelein was van de Kasselrij of Zale van Ieper, maar woonde in Zonnebeke.
De toelating tot oprichten van dit eerste bedehuis werd verleend door Radbodus de tweede, bisschop van Doornik.
De eerste kapel zou slechts een houten timmerwerk geweest zijn. Een eeuw later werd dit vervangen door een gemetselde Romaanse XII-kruiskerk, opgetrokken in bergstenen.  
Deze kerk heeft in de loop van de 14de eeuw en volgende eeuwen, herhaaldelijk wijzigingen en verbouwingen ondergaan.
Volgens Eerwaardige Heer Englich, de geleerde archivaris van het bisschoppelijk archief, begon de verbouwing met de bijvoeging van kappellen die omzeggens op de kruisbeuk geënt werden.
De zijgebouwen werden omgevormd tot afzonderlijke beuken, onder een dak met twee hellingen, door een apsis met gebroken vlakken.
De vieringtoren van de kerk stond in het midden..

(Tekening: Vermeulen Joris) 

Tekening van Serafin Vermote, Beselarestraat °1818

   

De tweede Kerk;
Na de beeldenstorm en de talrijke kerkvernielingen was de parochie verloederd. De middelen om de kerk te restaureren ontbraken. Het was ongeveer rond 1605-1610 toen onze dorpsheer Maximiliaan Van der Woestync(Anna Van Huerne), met toelating van Carolus Masius, 3debisschop van leper, de kerk op zijn kosten liet herbouwen in Laatgotische stijl met een monumentale toren.  
Deze toren stond nu niet meer in het midden maar aan de voorzijde. Het was een brede driebeukige kerk met in het middenkoor en boven de toegang, mooie stenen gewelven. De toren had de stijl van de bekende pronktorens van het westland, met een galerij en 4 hoektorentjes. (1780)   
De torentrap zat ingewerkt in de zuidoosterdrummer.
Op buitenmuur van de toren was een kunstige calvarieberg aangebracht door pastoor Van Calbergh. (1784) Tot in 1914 waren in de buitenmuren verschillende grafzerken en gedenkstenen ingemetseld, onder andere van de families Duyal, Verbrugge, Waterloos, Soete, Delfortrie, Gryson, Delobel, baljuws en  personen van de parochie.   
Op 9 november 1800 woedde er door gans de streek een vreselijke storm, waardoor de naald van de kerktoren vernield werd en op de middenbeuk viel. Men voorzag toen  voorlopig de toren van een plat dak. Pas in het jaar 1872 kreeg de toren de nieuwe naald en de vier hoektorentjes terug, naar de plannen van h. Heynincx, bouwkundige te Brugge. 
In 1890 werd een nieuwe klokstoel geplaatst, rustend op zware ingemetselde kraagstenen. Die nieuwe klokstoel bood meer weerstand tegen het schommelen van de klokken.  
Het hoogaltaar dat er in 1914 stond, werd geschonken door Hubrecht Waterloos. Toen de oorlog uitbrak, stond de sacristie op het punt afgebroken en herbouwd te worden. Ze dateerde van 1745.  
Kenmerken dat vele mensen nu nog gebruiken om het verschil te zien tussen de kerk voor de oorlog en na, is dat het uurwerk van de kerk voor de oorlog in de toren zat en  de vorige kerk was veel slanker.

(Foto: Vermeulen Joris)

De derde (nood)kerk;    
 De derde kerk, was de houten barak die na de oorlog gedurende jaren de toevlucht was van de terugkerende parochianen. Deze reuzenbarak was 45m lang bij 10m breed, met langs beide zijden een afgesloten afdak van 5m breedte die in afzonderlijke vakken van 9m lengte werden ingedeeld. Deze vakken werden als klaslokalen en bergplaatsen gebruikt, één ervan deed dienst als sacristie. De barak was eigendom van het “Koning Albertfonds” en de huurprijs was 600bef per jaar.
Pastoor Kindt voorzag deze noodkerk van de meest dringende meubelen. Hij kreeg van iemand uit Zaffelare een houten altaar. Het St. van Menen schonk een aantal zitbanken. Hij kocht een oude doopvont voor 200bef in St. Kruis Brugge en bracht ze naar hier op 18 mei 1920. Het orgel kwam van Jules Anneesens, orgelmaker uit Menen.  
De kerkgewaden, waaronder enkele kazuifels, twee kelken (waaronder ook de ciborie die beschreven staat onder “uit de schatkist van de kerkfabriek”), een zilveren wierookvat en kruisen zijn gered geweest door een Duitse legeraalmoezenier en werden teruggehaald uit Izegem. De aalmoezenier had alles afgegeven in de pastorij van Dadizele, vandaar werden ze afgegeven bij de Paters Kapucijnen van Izegem. De paters Kapucijnen brachten alles naar hun klooster in Brussel en daar werd alles gedurende de hele oorlog bewaard.   
Pastoor Aloïs Verstraete uit Egem, een geboren Beselarenaar, schonk een klok van 65kg aan de noodkerk. Deze werd op Allerheiligen 1920 voor de eerste maal geluid. Ook de parochianen deden alles om hun noodkerk van het nodige te voorzien. Op 20 april 1921 kreeg de kerkfabriek een eerste deel van de oorlogsschadevergoeding nl.: 25000 bef, uitbetaald door “De Hoop”. Deze maatschappij was een samenwerkende vennootschap voor oorlogsschade.   
Met een deel van dat geld werden enkele beelden aangekocht o.a. het H. Hart van Jezus en O.L. Vrouw, Sint-Jozef, Sint-Vincentius, de H. Antonius van Padua voor 3030bef. De beeltenis van O.L. Vrouw van Smarten en het stalleken van Bethlehem voor 1870bef.
Na zes jaar kon de noodkerk eindelijk gesloopt worden. Op dezelfde plaats werd in 1926 begonnen met de bouw van de pastorij en het gemeentehuis.

(Foto: Vermeulen Joris)

De 4de  Hedendaagse kerk 

  

 Algemene omschrijving

  Parochiekerk St-Martinus Beselare.

  -  Georiënteerde, driebeukige, neogotische hallekerk met 

    verhoogde middenbeuk.

  - De kerk werd in 1922-1925 opnieuw opgetrokken ter vervanging van de vroegere laatgotische hallenkerk die in W.O.I werd vernield.

De kerk werd gemetseld door de firma Dujardin uit Houtem, de architecten waren Jansens en Marstboom uit Menen.

       
(Foto's: Vermeulen Joris) 
Voor ’14                                        heden  
   
De nieuwe kerk is dus in grote trekken herbouwd in de stijl van de vernielde kerk. Er weren slechts enkele wijziginen namelijk:
1)     Vroeger  waren de drie beuken evenwijdig en even hoog. Nu is de middenbeuk         merkelijk hoger dan de zijbeuken.
2)     De gemetselde gewelven van het hoogkoor en de toreningang zijn vervangen door een houten tongewelf en zoldering.
3)     De doopkapel is dus ook langs de buitenkant geplaatst(*)
De kerk is gebouwd met rode Boomse baksteen, die Walenvorm heetten, met arduinen gordels en dekstenen. Daardoor krijgt de kerk een liefelijk uitzicht. Daar de kerk naarmate ze hoger wordt versmald, krijgt ze een piramidale vorm.
De kerk is 48meter lang bij een breedte van 19 meter. De gemetselde toren heeft een hoogte van 28 meter, de spits of naald meet 22 meter, het kruis met de wereldbol en de haan 5 meter. Dat brengt dus een totale hoogte van 55 meter.
          
                Popp-kaart ca 1835                                Heden
                                                                                            (Plannen:Vermeulen Joris)

Het grondoppervlak beslaat 11 are, 50 ca en is gekadastreerd onder het nummer 340 A, sectie E

De vervanging van bakstenen overwelving in hoofdkoor en ingang door houten tongewelf en zoldering, werd de kerk aldus naar vooroorlogse uitzicht heropgebouwd.

Zijbeuken met recht sluiting en een koor van een rechte travee. En een vijfzijdige sluiting. Bergplaats en sacristie repectievelijk in N.- en  Z-kooroksel. Veelzijdige doopkapel in N.-oksel van W.-toren.

Donkere, verankerde baksteenbouw met arduinen okselmarkering; gebruik van Euvillesteen en cement voor decoratieve elementen.

 

Leien dakbedekking  

W.-toren van vijf geledingen, gestut door haaks op elkaar gestelde hoeksteunberen met versnijdingen en afgelijnd door middel van een borstwering tussen veelzijdige hoektorentjes met spuwer en naaldspits. 

Verdiepte korfboogdeur in een geprofileerde omlijsting met afzaat, archivolten en halfronde zuiltjes met knoppenkapiteel, eveneens het portaal omvattend. Gekoppelde spitsboogvensters – blinde – tweelichten op afzaat. Gekoppelde spitsboogachtige galmgaten.

Naaldspits 

Veelzijdige traptoren onder spits. Doopkapel onder stompe spits; aflijnende segmentboogfries; gekoppelde rondboogvensters. Travee van schip en koor geritmeerd door steurberen met versnijdingen en spitsboogvensters op afzaat. Laatste travee. blind. O.-tuitgevels vergelijkbaar met W.-gevels. Tegen Z.- en O.-gevels ingangsportaaltjes. De naaldspits heeft op heden ook een doel als ruimte waar mobilofoon maatschappijen hun antennes in plaatsen.

Mobilair 

Voornamelijk neogotisch. Arduinen grafsteen van Ridder Adrien Vander Woestine (1527) met wapenschild en acht kwartieren onder andere van de families Woestine, Scoten, Brievere en Poorte gedateerd 1527.

 

Het opschrijft op de zerksteen: Adrien Vander Woestyne

 GY DEVANT GYST NOBLE
HOME ANDRIEV VANDER
WOESTYNE ESCVIER
SEIGNEUR DE BESELARE
LE QUEL TRESPASSA LE VII
JOUR D’OCTOBRE A° XVC
XXVII

Wat betekent:

HIER VOOR LIGT BEGRAVEN EDEL
HEER ADRIEN VANDER
WOESTYNE, RIDDER
DE WELKE OVERLEDEN DE 8STE
DAG VAN OKTOBER ANNO 1527

(Foto: Vermeulen Joris)

De Vensters 

De buitengewoon mooie brandvensters in het hoogkoor hebben een grote uitstraling van de kunst en kostbaarheid. Deze zijn gemaakt door S.Coucke & Zonen van Brugge. Ze werden geplaatst in de maanden mei en juni in 1926. 

(Foto: Vermeulen Joris)
Het middenvenster stelt St-Maarten(ca 2', eeuw) voor, de geliefde patroon van de kerk en de parochie. Maarten was een soldaat die eigenlijk een afkeer had van het harde soldaten leven. Andere soldaten lachten hem uit toen hij weeral eens al z'n geld en wat hij kon missen aan de bedelaars had uitgedeeld. Hier onder zie je een afbeelding waar St- Martinus z'n mantel in stukken snijd voor aan een naakte bedelaar te geven Later zou die bedelaar Jezus gebleken zijn. Hij staat afgebeeld als ridder te paard die een stuk van z'n mantel afsnijd, om het aan een arme kreupele te geven. Daaronder staat de aanroeping. "St-Maarten blijf met ons tot in der eeuwen. Het venster langs de evangeliekant draagt links de afbeelding van Donaas of Donatianus, hij is de patroonheilige van ons bisdom. 
 
Hij heeft een wiel in z'n handen omdat hij zo een kind dat in zee aan het verdrinken was kon redden.  De Heilige Donatieanus. Aartsbisschop van Reims en patroon van Kathedraal en van de Stad en het bisdom van Brugge. Hij werd in Frankrijk geboren.  “ Uit redenen zijner deugden en wijsheid, op den bisschoppelijken stoel, omtrent het jaar 370, verheven, wist hij zijn aposteleik ambt zoo stichtend en zoo weerdig te vervullen, dat hij zijne navolgers tot voorbeeld van heiligheid strekte”.
 ’t Was op woensdag de 14de oktober 380, dat hij bij god zijn loon van z’n werken en de kroon  van de heerlijkheid ging ontvangen. 
De heilige Donatieanus vindt men gewoonlijk afgebeeld in bisschoppelijk gewaad en met de mijter op het hoofd, de staf of het kruis in de linkerhand. In de rechterhand, een wiel ringsom met brandende kaarsen. 
Dit laatste kenmerk uit zich op hetgeen met Donatieanus, in zijne eerste levensjaren, voren viel. 't Gebeurde immers, zo beweerd men, dat op een zekeren dag, een boze dienstknecht uit wraakzucht den jeugdigen knaap in den stroom der Marne wierp. De ouders van Donatieanus, om hun verdwenen kind terug te vinden, lieten een wagenwiel, met brandende koersen bezet, over den snellen watervloed drijven. Het wiel, als door Gods hand bestierd, dreef tot op de plaatse, waar de drenkeling lag, die, bij middel van dit zonderling reddingsmiddel ontdekt, fris en gezond uit het water werd gehaald. De overblijfselen van den H. Kerkvoogd wierden, omtrent het jaar 840, door Ebbo, aartsbisschop van Reims, naar Vlaanderen gezonden, ten einde de woeste gemoederen der Vlamingen te beschaven. 
 
Na ongeveer 23 jaar in Tourhout berust te hebben, waren deze kostbare panden, op bevel van Boudewijn den ijzeren, graaf van Vlaanderen, met grote plechtigheid naar Brugge overgevoerd. gerst bewaard en godsdienstig vereerd in de aloude kapollo van Onze Lieve Vrouw naderhand in de prachtige Sint-Donaaskerk herschapen, zijn de heilige relikwieën uit ginte-Walburga's kerk, waar zij na de vernieling van Sint-Donaas door de fransche omwontelaars, in 1799, schuilplaats vonden, overgebracht geweest, op 23- Juli 1834, naar de kathedrale kerk van Sint-Salvator, waax de heilige Patroon godvruchtig gediend wordt als de hem~he beschermer, als de machtige voorspreken van allen die in druk en nood verkeeren.Deze heilige was Bisschop van Reims, een der opvolgers van Remigus die Clovis doopte.
 
Het eerst viel het niet op, maar er staat een fout te lezen in het raam: het moet St-DONATIANUS of St-DONAAS zijn, en geen "DONATUS" zoals er te lezen staat.

(Foto Vermeulen Joris)

Maar in tegenstelling daarvan bestaat de heilige Donatus wel als martelaar tegen de donder en de bliksem.
 Rechts naast Donatianus staat Karel de Goede; graaf van Vlaanderen. Hij overleed te Brugge in de Sint Donaaskerk, vermoord als martelaar. Karel de Goede was na de tijd van de Noormannen graaf van Vlaanderen. Hij deed mee aan het openbaar gebed in de kathedraal van Brugge St Donaas. Tussen 2 gebedstonden deelde hij aalmoezen uit aan de armen. De dienst adel vormde een complot tegen hem waarbij de proost van St-Donaas was aangesloten. De moord gebeurde in 1127. Hij werd als martelaar opgenomen in de kalender van het bisdom Brugge en wordt gevierd de 2de Maart.

( Foto: Vermeulen Joris)

Het venster aan de epistelkant, links is de heilige Vincentius, diaken ui Saragossa in 304 en veroordeeld werd tot martelaar.(tegen alle besmettelijke ziektes en verzweringen) De abdij van Zonnebeke is te wijten aan Vincentius. Zijn kapel was onze eerste kerk (1087 & 1222).
 Rechts, de kleine Theresia van Lisieux karmelietes, beloofde de aarde met rozen te bestrooien met de vruchten van haar lijden. Zij is de patrones van de missies.
Als men de kerk binnentreedt valt het oog onmiddellijk op het hoogaltaar, dat oprijst midden een sprankelende kleurenweelde, sereen in overvloedig licht.
Het hoogkoor of Sanctuarium bevat ook nog 2 zogenaamde "Grisaillevensters" en 2 "quatrefeuilles".
De hoogvensters waren op 5 april 1952 geschreven en akkoord aanvaardt geweest voor 14.270fr. (353,74euro)
Kleurrijk glas is altijd mooi. Gewoonlijk bestaat het uit stenen moneelen en de tekening opgemaakt in loodlijnen. Soms worden dikke glazen kleurdalen gekapt en dan van de eerste maal in het beton geplaatst, zo bekomt men glas in beton. Twee oorlogen in de streek hebben veel mooi glas gebroken. Gelukkig is er zeer veel hersteld. Vooral glas in lood met grisaille tekeningen en schaduwen er in gebakken, kost veel geld omwille van het immense handenwerk.
 
Kartons maken, glas snijden en breken, lood van allerlei soorten plooien, het opmastieken, de koperen roeden en bronzen liggers, de stenen moneelen aanbrengen en het oppoetsen vereist veel vakkennis en kost aldus veel uurloon
Er is in alle stijlen en gengres veel mooi werk gemaakt. Je kan lezen wie er in de ramen van het koor staat. Ook worden soms de sacramenten, de geboden, de geloofswaardigheden uitgebeeld. Men zei dat de vensters van sommige kerken een hele catechismus waren. Wat zeker fijn bedacht was, de mensen waren onder de indruk en konden immers niet lezen.
De kerk (basiliek) van Dadizele heeft zulke mooie, kostbare vensters dat geen enkel verzekeringsmaatschappij ze wil verzekeren.
Toen men de kerk begon te bouwen zou er sprake geweest zijn om de kerk te vergroten maar dit werd door het Ministerie van staatshuishoudkundige zaken tegen gehouden;

De kerk in de meidagen 1940 

 

Vijftien jaar nadat de kerk volledig heropgebouwd was, werd ze weer deel verwoest door het oorlogsgeweld.
Op vrijdag 24 mei 1940 sloegen de eerste granaten in op het dorp en doodden een man op de koer van de herberg “In Japan”.
 Het schieten bleef onophoudelijk doorgaan tot zondag 26 mei. De gebruikte obussen waren gevaarlijker dan deze van WO I. Bij het aanraken van de grond splitsten ze in kleine ijzerstukjes die tot ver in het ronde dood en vernieling zaaiden.
In de nacht van zaterdag 25 op 26 mei was vooral de kerk het mikpunt van het artillerievuur. In het dak gaapten vijf grote openingen, het kapwerk en gewelf was volledig doorboord. Het noordelijk hoektorentje viel naar beneden. De kostbare brandvensters en alle andere vensters waren vernield. Ook de meubels en vooral het orgel was zwaar beschadigd.

 

Pastoor Rabaey wilde zijn kerk zo vlug mogelijk hersteld zien. Hij leende bij een twintigtal parochianen en al op 8 juli begon men aan de herstellingswerken. Omer Bouckenooghe deed het metselwerk en André Vandelanoote deed al het houtwerk. Het orgel dat altijd in de noordelijke zijbeuk had gestaan werd nu verplaatst naar de middenbeuk.

J. Desmet, opvolger van S. Coucke, maakte de nieuwe brandvensters. Ze werden echter pas na de oorlog teruggeplaatst. De totale kosten van de herstelling bedroegen 216.114 bef.

 

(Bron: Maes Jozef & Oswald / Hauspie André / Vermeulen Joris)